De textielindustrie heeft een gigantische, negatieve impact op de natuur. Je kunt daarbij denken aan:
Klimaat
Bij de productie van materialen komen al snel veel broeikasgassen vrij (door het gebruik van fossiele brandstoffen). Hiermee draagt de productie bij aan de opwarming van de aarde.
Landverbruik
Voor sommige materialen is heel veel land nodig. Land dat ook anders gebruikt zou kunnen worden, zoals het verbouwen van voedsel voor de plaatselijke bevolking. Dit land wordt door het hevige (en vaak chemische) verbruik extreem uitgeput.
Waterverbruik
De katoenteelt is alleen al verantwoordelijk voor ruim 2,5 van het wereldwijde waterverbruik. Voor het maken van een spijkerbroek heb je alleen al ongeveer 10.000 liter water nodig en voor een T-shirt 2.700 liter. De katoenteeelt vindt dan ook nog vaak plaats in een gebied waar al een schaarste aan water is.
Grondstoffenverbruik
Ook wordt er een enorme hoeveelheid kostbare fossiele grondstoffen verbruikt, zoals aardolie, kolen en aardgas. Ze worden in het materiaal zelf verwerkt (zoals aardolie in synthetische stoffen) en de fabrieken draaien er vaak op. Deze grondstoffen beginnen nu langzaam op te raken.
Gif
Voor de productie van de meeste kledingmaterialen worden veel chemicaliën gebruikt. Zo is de katoenteelt verantwoordelijk voor 25% van het wereldwijde insecticidengebruik. Eén spijkerbroek alleen al bevat 325 gram pesticiden. Deze pesticiden worden niet allen gebruikt bij het verbouwen van de grondstof, maar ook tijdens het verven van de stof. Dat is enorm schadelijk; zowel voor het milieu als voor de mensen die ermee werken.
Plastic soep
Synthetische materialen zijn niet biologisch afbreekbaar en dragen dus ernstig bij aan de snelgroeiende plastic soep. Omdat het goedkoop is, wordt synthetische kleding nog steeds op zeer grote schaal geproduceerd.